Thermografie werd oorspronkelijk ontwikkeld voor militaire doeleinden in de jaren 1950, vanaf eind jaren 1950 tot begin jaren 1970 werd thermografie gebruikt om borstkanker op te sporen. Verbeterde nauwkeurigheid van de infraroodcameratechnologie en betere computersoftware hebben geleid tot een hernieuwde belangstelling voor thermografie als potentieel diagnostisch instrument voor het opsporen van borstkanker en als screeningmethode. Thermografie meet de warmte die de borst uitstraalt en is, in tegenstelling tot mammografie, zonder blootstelling aan straling en contactloos.
Doelstelling: De technologie is gebaseerd op de veronderstelling dat de huid boven een kankergezwel een hogere temperatuur heeft dan die boven een goedaardig letsel of normaal weefsel. Vooral voor het opsporen van borstkanker wordt aangenomen dat een asymmetrische temperatuurverdeling van de borst wijst op vasculaire veranderingen of kwaadaardige veranderingen in dit gebied.
Conclusie: Er is beperkt bewijs van matige tot goede kwaliteit dat thermografie geen effectieve screeningmethode voor borstkanker is. Thermografie als diagnostische methode voor het opsporen van borstkanker bij symptomatische vrouwen heeft zowel een hoog percentage vals-positieve als vals-negatieve resultaten. Op basis van de huidige gegevenssituatie kan thermografie noch als screeningsmethode noch als diagnostische methode worden aanbevolen.